top of page

Herinneringen aan mijn oudste zus Syl

Mijn allereerste herinneringen gaan terug naar Indonesië.

Vliegertijd: de oudste jongens maakten het draad klaar voor de wedstrijd, deze werden langs de bomen voor ons huis gespannen en werden ingesmeerd met glas, fijngestampt en gemengd met lijm en dan mochten wij kleintjes, Erick en ik, samen met Syl meekijken.

 

De vliegergevechten konden beginnen. We werden op een muurtje gezet waar we niet van af konden, want Syl moest helpen om de vlieger die verloor te gaan zoeken en dus kon ze niet goed op ons letten.

 

Vertrek uit Indonesië: Tijdens de bootreis naar Nederland, die een maand duurde, was Syl van begin tot aankomst in Rotterdam zeeziek.

Wij gingen dan naar haar kijken. Ze zat op het bovendek warm aangekleed in elkaar gedoken in een stoel. Zo ziek was ze.

 

Toen van Rotterdam naar Cadzand 2 maanden, toen naar Middelburg ongeveer 1 maand en toen naar ’s-Heerenhoek.

Het was een cultuurshock voor de ’s-Heerenhoekenaars, want daar kwamen zwartjes in hun dorp wonen, waarvan ze dachten dat wij in Indonesië in hutjes of onder de blote hemel sliepen en rondliepen in ons blootje of met lendedoekjes om. Heel het dorp was uitgelopen, om ons te bekijken. Als ik er nu aan terug denkt, kun je ons als de tegenwoordige vluchtelingen / asielzoekers beschouwen.

 

Syl had in Indonesië de MMS gedaan en ze ging in Goes studeren aan de HBS. Dat was ook al iets geks in de ogen van de dorpsbewoners. Zeker in die tijd, want meisjes liet je niet studeren, die gingen na de lagere school direct als dienstmeid ergens werken en dat werd dan ook aan onze ouders medegedeeld, maar die lieten Syl rustig studeren en vanaf toen mochten de ’s-Heerenhoekse meisjes ook gaan studeren als ze dat wilden.

 

Syl heeft best wel een koppie met verstand, want ze deed HBS-B, met wis-, natuur- en scheikunde. Syl kreeg tijdens haar studie ook vriendinnen.

Deze ging ze af en toe bezoeken en dan mocht ik achterop bij haar op de fiets. Vlissingen of Middelburg (Agnes Maas, waar ze een winkel hadden), Lewedorp (Astrid Joossen) en Goes (Els Hopmans).

Enkele van je docenten: pater Lusius (Aardrijkskunde), pater Alexander (Geschiedenis), pater Buijs en meneer van der Ven (Wiskunde), pater Pontenagel (Duits), en pater van Hameren (directeur).

 

Na de HBS ging je naar Utrecht voor de opleiding Medisch-Laborant.

Elke keer als je naar Utrecht ging brachten Mama en wij kleintjes je naar de bus en als je het weekend weer thuiskwam stonden we je op te wachten, want je had altijd wel een verrassing voor ons bij je.

 

Na Utrecht ging je naar Breda. Of je daar nu stage liep of in een ziekenhuis werkte weet ik niet meer. Wel weet ik nog dat je een keer thuiskwam en je een zak met tamme kastanjes meegenomen had die we op kachel moesten leggen om ze eerst te poffen en dan konden eten.

 

Na Breda kwam Syl te werk in Goes. In het St. Joana ziekenhuis op het laboratorium. Als Syl vrij had en ze thuiskwam nam ze altijd wel vriendinnen mee. Zij werkten als verpleegster in het ziekenhuis. Twee ken ik er nog bij naam nl. Cor Buijs en Jeanne van Haveren.

 

In die tijd ging ik ook studeren in Goes en ja, op de zelfde HBS waar Syl had gestudeerd. De paters waar Syl les van gehad had, waren er nog en toen ze door kregen dat ik een jonger broertje van Syl was, werd ik nog voorgetrokken ook. Maar het had niet geholpen: Ik bleef 2 keer in dezelfde klas zitten. Maar ik weet nog wel dat ik dikwijls in de middagpauze snel naar haar werk fietste om een extra zakcentje bij Syl te halen.

Als haar collega’s me zagen riepen ze naar Syl dat haar broertje zijn zakgeld kwam halen.

 

In die tijd moest ik ook mijn neusamandelen eruit en als beloning kreeg ik van Syl mijn eerste voetbalschoenen. Ik was toen 12 jaar en in die tijd begon je pas te voetballen in verenigingsverband, natuurlijk bij de Patrijzen.

 

Op mijn twaalfde gooide twee gebeurtenissen ons hele gezinsleven op z’n kop. Het overlijden van ons jongste zusje Grace en Mama. Eerst probeerde Cinthy voor ons te zorgen, maar dat kon ze niet aan, wat begrijpelijk was. Ze was zelf nog een kind ongeveer 16 jaar oud.

 

Toen besloot Syl haar carrière op te zeggen en voor ons te zorgen. En dit was geen makkelijke job, 8 kinders en een vader, die niet de makkelijkste was. En wij jongens waren ook niet de braafste. Er werden best wel eens kwajongens streken uitgehaald. En dan was het eerste wat ze zeiden, “Er zal d’r wel één van Scholten bij zijn geweest”, want ze hadden iemand met zwart haar en een bril op gezien. Dus kwam de dorpspolitie aan de deur en die vertelde dan dat er weer iets op het dorp gebeurd was en dat er iemand van Scholten bij was, eentje met zwart haar en een bril op.

Dan zei Syl: "Wacht u even dan zal ik ze even roepen. Jongens, komen jullie even naar de voordeur", en dan kwamen wij naar de deur en dan zag de politie ons allemaal, zwart haar en een bril op. Syl zei dan weer tegen de politie, “Nou zeg maar wie is het?”. Die keek dan verbrouwereerd ons aan, mompelde wat en droop dan af.

 

Ook nog het zwanengeval, weet je nog Syl, van der Linde met zijn Hitler snorretje. Jos of Guus was bij de familie van Bremen en die woonden naast van der Linde en daar waren twee jonge zwanen voor de brandweervijver en één van de twee had z’n poot gebroken en van der Linde had de Jos of Guus gezien bij de familie van Bremen dus die zal het wel gedaan hebben.

Toen was je ook best wel kwaad dat hij dat durfde te zeggen. Hij was dan wel wethouder, maar zonder het zelf gezien te hebben, dan zo iets durven te beweren, dan was je bij Syl aan het verkeerde adres.

 

Onze eerste TV. Weet je nog Syl. Geen Samsung of Philips, maar een zelf gemaakte door de dorps doe-het-zelvers Bernard Koens en Pier Huizen.

We waren wel de eerste in de straat die een tv hadden. En dat hebben we geweten. Woensdagmiddag en zaterdagmiddag zat het huis vol kinders uit de wijk en als je dan te laat was, had je zelfs als kind van Scholten geen zitplaats, want die waren allemaal bezet.

 

Weet je nog Syl onze kaartmiddagen “Pertoeten” door de week, samen met de jonge Pautje Kop (Polfliet). Soms om een paar schoenen als één van ons nieuwe nodig hadden. Kaarten pertoeten, bieden, amerikaans jokeren en zeilen. Er werd toen best wel wat afgegokt.

 

Oom Guus en Tante Lot kwamen volgens mij elk jaar wel een maand logeren. Dat waren voor jou en voor ons leuke tijden, want dan was Pa niet zo moeilijk voor jou en ons, want ze namen het altijd op voor ons.

Tante Lot stond dan meestal in de keuken indische rijsttafel klaar te maken en wij mochten dan vertellen wat we het liefste aten en dat maakte ze dan klaar. Voor Erick maakte ze altijd macaroni met een harde kaaskorst klaar. Oom Guus zat altijd in een luie stoel met een western boekje te lezen.

Als tante Lot iets van kip wilde klaarmaken, gingen Erick of ik naar de boer om een paar kippen en die mochten we dan zelf slachten. Keel doorsnijden, bloed opvangen (want dat werd ook opgegeten), en dan lieten we de kippen los dan konden ze nog even rondlopen, waar we dan vreselijk om moesten lachen, want ze liepen overal tegenop.

 

Carnavaltijd: jij als prinses Wanne te 1ste en ik in de raad van Elf was ook een leuke tijd.

 

Nu ga ik stoppen, want het is al 3 uur in de nacht en ik kan nog wel een paar bladzijden over jou volschrijven. Maar je mag weten Syl dat ik met genoegen terugkijk en ik er emotioneel van word en dat komt voornamelijk door jou Syl, want je hebt een bijzondere plaats in mijn hart en ik weet zeker dat mama trots op je zal zijn.

 

En ik weet zeker dat pa ook best wel trots op je was ook al heeft hij dat misschien niet tegen je gezegd. Maar ik heb wel eens gehoord van familie dat hij altijd met trots over zijn kinderen sprak.

 

Syl, ik en mijn gezin houden van je en we wensen jou en je gezin God’s rijke zegen toe.

 

 

bottom of page